Mopars Herman

Mopar Madness

In the Picture: Herman Mopar ‘Hemi’.

www.bigblockmopar.nl

Nu kan je USA-car liefhebbers omschrijven in bepaalde categorieën. Maar bij iemand waar zijn leven draait om USA-cars en dan eigenlijk hoofdzakelijk uit de fabrieken van Dodge, Plymouth en Chrysler, waar schaal je die in? Er zijn maar weinig mensen die zo ver gaan als Herman. Zijn passie is zo enorm groot dat hij – volgens mij – MOPAR bloed in zijn aderen heeft stromen. Het is onbeschrijvelijk wat hij met dit merk heeft. Maar het is het proberen waard.

Herman is opgegroeid als een ras-echte Hagenees en woont nog steeds in deze ‘stad achter de duinen’. Hij wist vanaf het eerste begin, toen hij de bekende films Smokey and the Bandit (1977), Bullit (1968), The Duel (1971), Vanishing Point (1971), The Blues Brothers (1980) en natuurlijk Christine (1983) en bekende series zoals Starsky and Hutch, Dukes of Hazard, dat hij Amerikaanse auto’s zou gaan rijden. ‘De in-prentings fase’, noemt hij deze films en series.

Herman’s autotijdperk begon met een Ford Taunus, iets waar hij natuurlijk liever niet verder op in gaat. Deze Flop-Ford heeft hij dan ook vrij snel ingeruild voor zijn eerste echte ‘Yank’, dit was een 1978 Pontiac Bonneville met een 350ci Buick-motor. Dit is inmiddels al zo’n 18 jaar geleden. Na een tijd lang dagelijks daarin rond gereden te hebben en het USA-car virus hem goed geïnfecteert had, liep hij tegen een 1967 Chrysler NewPort aan. Deze stond in Schiedam te koop, maar moest nog ‘rijklaar’ gemaakt worden voordat deze pas mee kon.
“Ik heb op een brug die niet hoger dan 1 meter kon, in een rondo-loods een paar vriespluggen in de motor moeten vervangen wat niet echt een pretje was natuurlijk. Maar na enkele bougiekabels aangesloten te hebben starte de motor en heb ik die auto meegenomen naar Den haag. Deze Chrysler had een 383ci motor, had strakke lijnen en zag er lekker ‘lomp’ uit. Deze yank was de ‘infectie’ voor het Mopar-virus, dat ik opgelopen heb. Daarna is het nooit meer genezen. Later heb ik de Chrysler zwart gerold en het dak wit gelaten. Tot slot heb ik er een opgevoerde 440-motor in gehangen, een paar vette banden eronder en een ‘lekker’ uitlaatsysteem met een paar FlowMasters eronder.”
“Met deze Chrysler heb ik menige ‘snelle racers’, die minachtend naar mijn Chrysler keken, het nakijken gegeven. Ik heb deze Chrysler verkocht met pijn in mijn hart, maar wel de 440 eruit gehaald om weer in een ander project te hangen.”

In 1996 kwam er een andere Chrysler bij. Herman kon deze niet weerstaan. Het was een 1962 Chrysler NewYorker Stationwagon rechtstreeks vanuit Arizona. Er waren er maar 728 stuks van gemaakt en het is een 6-seats model. De wagon heeft een dubbele airco en nog talloze opties aan boord zoals van binnenuit verstelbare buitenspiegels, speciaal verlicht dashboard, ‘power’ seat en nog diverse extra’s.
“Deze werd meegenomen door Jan, Nico en Rik van Parts and Stuff en heb ik aangeschaft in 1996. Het mooie aan deze auto is dat het een hardtopmodel is en nog redelijk origineel. Er zit mega veel chroom aan en de auto is enorm groot en luxe van binnen. Bij aankoop zat er een 440ci motor in, maar aangezien deze nooit geleverd kon worden in ’62 zit er nu een 413ci motor in uit een Chrysler Imperial. Ik heb met deze Chrysler ook aardig wat bekijks ondanks zijn onopgeknapte uiterlijk.”

Wat Herman ook nog heeft is een Dodge Charger uit 1967. Het is een restauratie object, origineel hoort daar een 383 in, maar deze motor is lang geleden al verdwenen. Ook hier komt een 440ci (7.2 liter) in als de Charger klaar is. Waarschijnlijk zelfs een ‘gestrookte’ 440, dus een 496ci.
Voorlopig staat deze Charger te wachten om aangepakt en rijdend gemaakt te worden of om te worden verkocht om plaats te maken voor wat anders.

Herman’s verliefdheid op Mopar’s werd wederom op de proef gesteld toen hij een ’65 Chrysler 300 Convertible op het erf van Jan en Nico in Phoenix Arizona zag staan. Het was een Chrysler die iets meer nodig had dan TLC (Tender Loving Care). De 300 was wel compleet, echter zonder motor, maar moest echt een grondige opknapbeurt hebben. De bekleding en de kap werden vernieuwd toen de auto nog in Phoenix stond, wat uiteraard een slimme zet was van Herman.
“Ik zag dat, ondanks dat de Chrysler 300 convertible heel veel werk nodig had, het toch een zeer bijzondere car was. Ik ben er aan begonnen en heb met behulp van Slick Styling & Design het plaat en spuitwerk aangepakt. Ik heb zelf ieder onderdeel in mijn handen gehad om te reviseren of te vernieuwen en kreeg uiteindelijk wat ik wilde, een mega mooie Chrysler Convertible 300. Met deze Chrysler is het pas echt genieten, kap naar beneden en cruisen met mooi weer. Dan vergeet je ook hoeveel werk je eraan hebt gehad en ben ik blij dat ik, één van de 1418 geproduceerde exemplaren, in superstaat heb teruggebracht.” (Mogen de Amerikanen trots op zijn).

Herman liep ook nog tegen een zelfde soort ’65-er Chrysler 300 aan. Echter was dit geen echte convertible, maar een ruw gemaakte ‘Paradeauto’ van een originele 2-deurs Hardtop-versie. Door het dak eraf te zagen en hier en daar bij te werken had men een permanente open auto gecreëerd. Ondanks dat toch een zeer geschikte car voor onderdelen of toekomstig opbouwproject. Inmiddels is deze auto opgeruimd (uit elkaar gehaald en alle onderdelen opgeslagen als backup voor zijn rijdende ’65 Chrysler 300), omdat hij te veel plek in nam.

Een 1971 Dodge Dart, als dragracer uitgevoerd, behoorde ook tot zijn collectie. Daarmee heeft Herman een paar runs gemaakt op de ‘Dragstrip’ in Drachten. Na een paar akkefietjes met het motorblok stond de Dodge Dart te wachten totdat Herman hem straatwaardig zou gaan maken.
“Ik bouw ook hier natuurlijk weer een wild blok in. Pas dan komt de Dart de weg weer op en eerder niet.”
Herman heeft deze Dodge Dart inmiddels verkocht.

Als je nu denkt dat is het wel, dan heb je het goed mis. Een 1964 Chrysler Newyorker ‘Salon’ is in zijn bezit. Deze Chrysler heeft standaard al enorm veel opties. Dit model heeft alleen geen verstelbaar stuur en geen sper-as meegekregen uit de fabriek. De sper-as zit er inmiddels wel onder. Alle rubbers en dragende delen van de auto zijn compleet aangepakt. De auto is zijdeglanszwart geworden en heeft als motor de opgevoerde 440 waaruit binnenkort, als het goed is, zo’n brute 500 pk’s moeten komen.
“Dit wordt mijn nieuwe speeltje voor op de weg. Zie het maar als vervanger van mijn verkochte ’67er NewPort. Ik wil in de toekomst deze auto gewoon weer superdik maken. Geen toeters en bellen en Show & Shine-‘troep’ erop. Gewoon dikke onderdelen en apart blijven, ‘Ready to kick some ass’ dus!”
Op dit moment staat de wagen zonder motorblok opgeslagen achter in de garage, omdat er een ‘Project-60’ binnen kwam rollen die Herman eerst wil aanpakken.

Hierna zijn er alleen nog maar vleugelwagens bijgekomen:
een 1960 Chrysler Newyorker, die voorrang heeft gekregen op de 1964 Chrysler Newyorker Salon om rijdend gemaakt te worden;
een 1957 Chrysler Windsor is gekocht en uit Amerika overgekomen en rijdend gemaakt in één jaar tijd. De wagen heeft een mooie belijning, is licht gecustomized en geshaved: heeft geen deurklinken. Herman heeft de wagen zelf nog verlaagd en voorzien van chrome velgen. Er ligt een 354ci poly motor in;
een 1957 Plymouth is gekocht als projectauto.
“Deze auto heb ik gekocht omdat ‘ie goedkoop was en er niet uit ziet. Het wordt een zware projectauto. De huidige motor staat vast en gaat eruit. Ooit komt er een leuke motor in te hangen”.
En onderweg is op dit moment vanuit Amerika een 1959 Dodge Coronet.
“Dit model staat mij bijzonder aan vanwege zijn stoere neus en was redelijk betaalbaar. De auto is in projectstaat en er ligt geen motorblok in.”

“Tsja, loopt snel uit de hand, hè, zo’n hobby”, verdedigt Herman zich.

Herman is in het normale leven ‘Desktop-Publisher’ bij een grote printshop in de Randstad. Daar maakt en ontwerpt hij alles wat geprint en of bedrukt moet worden. Daarbuiten is hij, zoals je al kon lezen, altijd bezig met zijn Mopars. Gelukkig is hij in het bezit van een ruimte waar hij praktisch alles zelf kan doen.
“Alleen een auto spuiten doe ik nog niet, maar ook dat is wel te leren en tot die tijd werkt een rollertje ook prima voor mij.”
Voor de rest is Herman goed in het bouwen van grote Mopar-motoren. Op dit moment staan er 3 motoren in de ‘wachtkamer’; een 400ci, welke een 451ci motor wordt en twee 440ci motoren welke beiden binnenkort in 500ci monsters veranderd gaan worden. Eén van deze ‘stroker motoren’ wordt uitgevoerd met een Roots-Supercharger en een serieuze roller-nokkenas. Deze blokken zullen uiteraard enorm veel vermogen hebben. Daarom weet Herman ook dat als z’n auto’s ooit op LPG gaan rijden dat alles dubbel uitgevoerd moet worden; dubbele tanken, dubbele leidingen, dubbele converters, dubbele mixers en uiteraard dubbele carburateurs.

Ook is zijn gekte voor Amerikaanse (model-)auto’s in alle soorten en maten ruimschoots vertegenwoordigd in zijn woning. Hij heeft kasten vol met boeken over de Amerikaanse auto en zelfs in zijn woonkamer zul je onderdelen aantreffen die hij niet in zijn garage legt – 80% van alles wat bij hem thuis staat, ligt of hangt heeft betrekking op MOPAR. Zijn drang naar vermogen, dragracen, bouwen van aparte ‘Mopars’ is iets wat hij toch wel in z’n bloed heeft zitten.

Technisch aspect. “Mijn interesse ligt echt aan de kant van highperformance, dragracen en niet ‘het rijden van bollenritten’ bijvoorbeeld. ‘Bollenritten’ (cruiseritten) vindt ik slecht voor de motor. Al dat ‘langzame lage toeren gesukkel’ geeft sludge-vorming en daar wil ik niets van hebben… hahaha. Ook is mijn interesse naar de nieuwere (1972 en nieuwer) Amerikaanse auto’s zeer klein en zal ik toch altijd Amerikaanse auto’s bewonderen die ouder en meer PK’s dan standaard aan boord hebben, ongeacht hoe ze er uitzien. Het moet voor mij dik, heftig, hard en bruut klinken en van z’n plek afgaan, anders heb ik er weinig interesse in.”

Link: www.BigBlockMopar.nl